1.e4 e6 2.d4 d5 3.exd4 exd5
De ruilvariant van het Frans heeft de naam remiseachtige partijen op te leveren, maar is eigenijk alleen maar remise als beide spelers hier genoegen mee nemen. Hoewel wit het voordeel van de extra zet heeft is het vaak zwart die in staat is de symmetrie te doorbreken en de partij te compliceren.
De belangrijkste voortzettingen zijn: 4.Ld3, 4.c4, 4.Pf3, 4.Df3 en 4.Lf4, waarvan de laatste twee weinig gespeeld worden.
De sterkere speler zal de symmetrie proberen te doorbreken door aan de andere kant te rokeren. Hieruit volgen vaak partijen, waarbij aan beide kanten de pionnen de koningsvleugel bestormen. In het algemeen moeten beide spelers zich niet bezighouden met het plaatsen van een toren op de open e-lijn, omdat de invalspunten in het vijandelijke kamp over het algemeen oververdedigd zijn. Vandaar dat het beter is de tijd te besteden aan actief spel op een van de vleugels.
Een standaardmanier voor zwart om van de slechte loper af te komen is om deze te ruilen met ...Lf5, vaak ondersteund door een paard op e7 en, indien nodig, een dame op d7. Zwart kan iets soortgelijks doen met Lf4.
Een vroege ontwikkeling van wit's dame naar f3 of h5 kan effectief zijn als het paard al gekozen heeft voor e7, omdat het dan niet meer naar f6 kan gaan om zetten zoals ...Lg4 te ondersteunen en de dame op te jagen. De witte dame oefent dan een vervelende druk uit op de lichte velden van de koningsvleugel (d5, f5, f7 en h7).
Zwart kan natuurlijk iets dergelijks doen met ...Df6 of ...Dh4.
Een ander plan voor zwart bestaat uit het vooruitschuiven van de c-pion naar c4, waardoor een ruimtevoordeel op de damevleugel ontstaat. De normale reactie hierop van wit is een onmiddelijk b2-b3, waarna zwart kan kiezen om de spanning te handhaven met b5 of op te heffen met cxb3. In beide gevallen kunnen strategisch complexe stellingen ontstaan vanwege de verzwakte donkere velden of de hangende pionnen op de damevleugel.